maandag 12 april 2010

JOODS CHRISTELIJKE BESCHAVING

.





.






JOODS CHRISTELIJKE BESCHAVING
Deel III












De Joodse beschaving is dialectisch, levert altijd zijn eigen anti-these. God spreekt en de mens spreekt terug, is de grote verdienste van “Israël”. Alain Finkielkraut heeft in verscheidene essays – ( onder de titel “Radicaal Atheïsme” onder andere ) over deze kern van het Jodendom geschreven. Het oorspronkelijke oer-Jodendom had geen “ideeënwereld” in de filosofische zin, had geen “metafysica” dus, maar botweg alleen maar een “onkenbare eeuwigheid”. De antithese tegen die “lege eeuwigheid” leverden de Joden mede zelf door in Alexandrië het neoplatonisme te helpen vormgeven. Daarna zijn Joden altijd hun eigen antithese van het Joodse blijven leveren. De bekende “Joodse zelfhaat” kan je er een radicale variant van noemen. De zelfhaat die op dit moment het Westen verlamt en overlevert aan een agressieve islam, zou ik Joods en derhalve Christelijk in oorsprong willen noemen.
Onze Westerse onzekerheid van dit moment heeft alles te maken met die Joodse cultuur van debat, onenigheid, gevit, geruzie, rabbinaal discours, kortom dialectiek, die zo oud is als het Oude Testament, waarin, zoals gezegd, al met het Opperwezen wordt gevochten. In het spoor daarvan is het atheïsme een Joodse uitvinding, het hele Jodendom begint met allerlei geloofsafval. Maar dat “atheïsme” dat het Jodendom ons overlevert is niet “onethisch”, “immoreel” of zelfs “duivels” zoals de antisemieten altijd hebben beweerd en zoals in de wereld van de islam nog elke dag overal beweerd wordt, want dit “atheïsme” is nu juist de mensgeworden ethiek zelf.
Dit atheïsme betekent dat de moraal in de mens is ingedaald. “God” is niet meer nodig als wetgevende instantie, maar een hulpmiddel bij innerlijke dialoog. Bepaald ontroerend en humoristisch tegelijk – een Joods handelsmerk! - wordt dit “atheïsme” verbeeld in de Witz die Benno Barnard (ja, diezelfde!) me ooit vertelde, die van de twee rabbi’s die gezamenlijk op een hotelkamer overnachten. De avond tevoren hebben ze onder het genot van enige alcohol een diep gesprek gehad over het bestaan van God en zijn samen tot de conclusie gekomen dat Hij niet bestaat. De volgende ochtend wordt een van de rabbi’s wakker doordat in een hoek van de hotelkamer zijn collega luidkeels zit te bidden. “Wat doe je nou? We hadden toch afgesproken dat God niet bestaat!” “Wat heeft dát er nou mee te maken!?”
In deze Joodse Witz zit vervat wat je zou kunnen noemen het “seculariserings-potentieel” van het Jodendom en het Christendom, dus het vermogen de “eeuwige wet”, de “Goddelijke wet” te verinnerlijken, maar niet dan na geestelijke strijd, moreel en intellectueel, individueel en collectief, als fase van volwassenwording van het individu én als fase van volwassenwording van een cultuur. Omdat wij in de wandeling met “de eeuwigheid” de “oneindigheid” bedoelen, wordt dat woord “saecularisering” vaak verkeerd begrepen: saeculum (seculum) betekent “eeuw” in de zin van “het tijdelijke”.
Dat is precies wat een volwassen geworden individu en een volwassen geworden cultuur doen: de tijdloze waarheid verinnerlijken en “seculariseren”, dus naar de aardse tijdelijke werkelijkheid brengen. Een protestants adagium luidt niet voor niks :“Hier en Nu”. Maar de oorsprong ervan is Joods. In deze “secularisering” ligt ook de oorsprong van een fundament van de Westerse, de Atlantische beschaving, namelijk de scheiding tussen kerk en staat onder invloed van het Joods-Christelijke erfgoed. Reformatie, Humanisme en Verlichting zijn allemaal bastaardkleintjes van het Joods geïnspireerde christendom. Want in al die cultuurverschijnselen was de kern opnieuw: de Rede gaat een dialoog aan met het Goddelijke.
Net zoals Rodney Starks, “The Victory of Reason”, zal elk behoorlijk boek terzake je leren dat de verhouding tussen Geloof en Rede de kern was van de worsteling van elke verlichtingswetenschapper. En had Immanuel Kant niet iets met Tien Geboden (Joods!) en de Bergrede? Bij G. W. F. Hegel (1770 – 1831) wordt het Goddelijke zelf tot moraal-filosofie en wordt de Rede, zich ontvouwend in de Geschiedenis tot God-die-zich-openbaart. En ook bij Hegel zie je dan inderdaad het belang van het individu – (in de islam is individualisme en zelf denken het begin van alle zonde) – als hij zegt: “Dit idee van vrijheid is door het Christendom in de wereld gekomen, volgens hetwelk het individu op zich een oneindige waarde heeft ( . . .).”
Hegel had blijkbaar iets begrepen van de evenbeeld-metafoor uit Genesis (1: 26); de mens geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Kom daar maar eens om bij Mohammed. In laatste instantie vraagt Catharine met zijn gemakzuchtige, leugenachtige, insinuerende bewerinkjes naar een totaal-analyse van de Westerse cultuur. Tsja, meer dan een aanzetje kan ik niet geven.
Het “wezensinzicht” dat de westerse cultuur haar drie grote pijlers in “Jeruzalem”, “Athene” en “Rome” heeft - samen met nog tal van andere elementen - vraagt om een nadere, nooit geheel af te ronden analyse. Maar het antisemitische en islamofiele gezwam van Catharine helpt natuurlijk nergens voor . . . nou ja: het bevordert de moderne Jodenhaat en de islamisering in België en Europa.
Om het problematische van een “bewijs” dat de westerse cultuur Joods-Christelijke wortels heeft te illustreren, zal ik hier Hegel-specialist Erik Bink citeren, die ik om steun vroeg inzake dit stuk dat u nu onder ogen hebt. Hij schreef me dit: “Ja, cultuurgestalten en hun samenstellende delen, en hoe die de habitus van de dragers daarvan bepalen. Het gaat dus om het “wezen” van de westerse cultuur. Dat je dat van de postmodernen eigenlijk niet mag vragen, terwijl ze zelf op hun chaotische manier niks anders doen dan “wezensanalyses” uitvoeren! Het ontrafelen van die bestanddelen en het aantonen van hun oorsprong, dat is de vraag. Je kunt het problematische van een totaal-analyse van de hele cultuur aanschouwelijk maken aan de hand van één cultuurelement: de muziek.
Dus aan de hand van dat hartverheffende medium dat in de islam uiteraard is verboden. Je kunt stellen, bijvoorbeeld, dat de westerse kunstmuziek – afgezien van tal van formerende factoren – haar oorsprong heeft in de Gregoriaanse zang van bijna 1500 jaar geleden. En dat deze in de kerken en kathedralen in honderden jaren tot de meerstemmigheid van Middeleeuwen en Renaissance werd ontwikkeld. Die weer de basis legde voor de muziek van de Barok, met als eindpunt de muziek van Bach en vele andere componisten. Eind 19e eeuw en in de 20e eeuw werden de oude zogenaamde kerktoonladders “herontdekt” en weer op een volledig nieuwe manier toegepast, om maar wat te noemen.
Wat die Gregoriaanse zang betreft: muziekhistorici vermoeden dat het Gregoriaans geworteld was in joodse synagogale zang! Dat is natuurlijk niet zo onwaarschijnlijk, omdat de eerste christenen (Joden) daar gewoon op konden voortborduren. Vóór de Eerste Wereldoorlog ontdekte de componist Bela Bartok – die eigenlijk tegelijk een van de eerste etnomusicologen was – dat de Hongaarse “boerenmuziek” (niet de Hongaarse zigeunermuziek dus) elementen van Centraal-Aziatische muziek en tevens de hierboven genoemde “kerktoonladders” bevatte, om maar weer wat te noemen. Het eerste was natuurlijk niet zo vreemd, omdat de Magyar oorspronkelijk uit Centraal-Azie kwamen.”
Interessant, Erik! Inderdaad: hoe komen we toch aan de “muziek” van onze cultuur. Waar komt de “toon”, de “sfeer” van een samenleving vandaan en als die toon bevalt, hoe houd je die dan een beetje prettig? Door veel islam te importeren misschien? Ik citeer Catharine nog maar eens. Ook in deze passage toont Catharine zich een man die in twee zinnen een breed beeld kan schetsen dat de eeuwen beslaat: “Europa heeft zich eeuwenlang anti-joods opgesteld. Van de massamoorden door de eerste kruisvaarders in het Rijnland over de verbanning van de joden in 1370 uit onze contreien tot de pogroms en het nazisme.” Ja, in dat anti-Joodse toont zich inderdaad die verbondenheid tussen een deel van de Christenheid en het Jodendom. Je kunt zeggen dat er een dialectiek van gewetensontwikkeling heeft plaatsgevonden, met nog wel meer stations dan Catharine noemt en met als “Centraal Station” de Holocaust.
Maar die Joods-Christelijke cultuur heeft wel een zelfkritiek die in de wereld van Mohammed nooit heeft bestaan en binnen die leer ook niet kán bestaan. Integendeel, juist na de Holocaust is in de wereld van de islam de traditionele Jodenhaat kwalitatief én kwantitatief gestegen tot ongekende hoogten. Zie voor de eigen islamitische traditie van Jodenhaat Andrew Bostom, “The Legacy of Jihad”, of nog specifieker, zijn “The Legacy of Islamic Antisemitism”.
Voor de moderne vormen ervan vele teksten van Matthias Küntzel, meest recent zijn „Islamischer Antisemitismus und deutsche Politik“. Zie vooral, vanwege de schier overweldigende bronnenbasis, “Halbmond und Hakenkreuz” van Mallmann en Cüppers. Zie de tsunami van na-oorlogse Jodenhaat in tekst gebracht (1000 pagina’s) door theoloog (niet de Arabist) Hans Jansen: “Van Jodenhaat naar Zelfmoordterrorisme”
Islam-kritiek in een islamitisch land was en is onbestaanbaar. “Wij” echter hebben zoiets als de tien delen vernietigende Christendom-kritiek van Karlheinz Deschner “Kriminalgeschichte des Christentums”. Maar zoals het Christendom, diep vallend , altijd weer kon opstaan, want met de mogelijkheid zich vast te grijpen aan een onverwoestbare kern-ethiek , verschijnt er dan toch een Eisenhower die in Normandië landt, de Nazi’s aanpakt en vervolgens namens de hele Atlantische cultuur getuigt dat hij tot bewustzijn is gekomen.
Catharine noemt de Kruistochten. En inderdaad: precies in de Westerse schuldbekentenis rond de Kruistochten, ligt de waarde van de Joods-Christelijke traditie, van de levensbevestigende gewetenscultuur. Maar precies in dat vermogen tot schuldbesef ligt ook het gevaar van doorschieten in een weg-met-ons-mentaliteit. Juist de geschiedenis van de Kruistochten laat zien dat “wij” vergeten zijn in het Christendom iets te verdedigen dat oneindig superieur is, moreel en intellectueel, aan het Mohammedanisme.
Inmiddels heeft niet alleen Robert Spencer het beeld van de Kruistochten krachtig genuanceerd, ook is er nu een subliem boek van Rodney Stark over dat onderwerp. Bekijk deze aankondiging eens en vooral sommige comments eronder. Ik heb voorspeld dat dit boek van Stark een historiografische klassieker zal worden, omdat met één machtige zwiep hele bibliotheken vol Westerse cultuurrelativistische zelfbeschuldiging inzake de Kruistochten worden weggevaagd. Stark maakt duidelijk dat de Kruisvaarders gedreven werden door woede en verontwaardiging over de terreur die de islam pleegde vanaf de 7e eeuw, toen het in een oceaan van bloed het grootste deel van de toen bekende wereld onderwierp. In 732 stonden de hormoongedreven hordes van Mohammed niet alleen tot in Afghanistan, maar ook tot in Zuid-Frankrijk bij Poitiers, waar Karel Martel ze, God zij dank, versloeg. Toen paus Urbanus II in 1095 in een weiland in het Franse Clermont opriep tot de eerste Kruistocht, hadden de islamitische hordes al drie eeuwen lang bloedige en slavenhalende raids uitgevoerd, de onderbuik van Europa in. Eeuwenlang hadden ze vreedzame pelgrims die “het land van Jezus”, Palestina, wilden bezoeken geterroriseerd en tot slaven gemaakt, hadden ze heiligdommen vernield, gemoord en verkracht. Ze hadden, ik herinner er nog maar even aan, precies gedaan wat koran en hadith voorschrijven.
De Kruistochten hebben de Kruisvaarders persoonlijk en de toenmalige West-Europese economieën schatten gekost. De Kruisvaarders zelf betaalden niet alleen met hun geld en goederen, maar bovendien met gruwelijke ontberingen, angst, gevaar en vaak met hun leven. Zowel bij Stark als bij Spencer kan men lezen dat de Jodenmoord door kruisvaarders in her Rijnland inderdaad gepleegd zijn, maar dat het Kruisvaarders van een zeer bepaald “anarchistische” soort waren en dat grote delen van de officiële kerk alles in het werk hebben gesteld om die Jodenmoord te stoppen. En dat is echt anders dan in de islam, waar het Jodenmoorden altijd geheel volgens het Mohammedaanse protocol plaats vond, waar het niet een ontsporing is, maar de juiste weg. Ook hier dus het bewijs van de verknooptheid van het Jodendom en het Christendom, waarbij steeds het Jodendom de morele en intellectuele leermeester was en het Christendom de cultuur die met zeer diep vallen en toch weer opstaan iets moest leren.
De essentie blijft: het Christendom was en is daartoe in staat, juist door zijn Joodse wortels. De islam, de door Catharine begunstigde ideologie, is immuun voor elk leerproces.

Geen opmerkingen: