.
HET THUISGEVOEL
Beelden uit mijn kinderjaren…
Sint Jan-Hoge Zieken,
Bekend van 1200 tot 1977
Vandaag vond ik volgende zinnen op een bevriende blog. Ik zal niet verklappen dewelke, want als West Vlaming-vriend vangt men dikwijls meer spot dan vriendschap. Al mag de waarheid ook wel eens gezegd worden! Antwerpen stinkt, en niet naar vis! En de Limburg stinkt ook, maar ook niet naar vis. Meer naar look. Oost Vlaanderen ligt al wat verder van de Zee en ruikt daarom ook al niet meer zo fris. Wie Vlaanderen zegt, bedoelt Hart-Vlaanderen, en dat is het land van aan de overkant der Vlaamse bergen tot de Zee. Van de Aa tot de Schelde monding.
Toen mijn vrouw en ik enkele maanden geleden naar Ieper, Veurne en Poperinge reden met de trein, voelde ik heel eigenaardig, een blij gevoel als van thuiskomen toen we in het eerste station stopten en een vreemde opwinding, die me de ganse dag niet verlaten heeft. Vraag me niet waarom, ik weet het niet.
Tjonge! Tjonge! Wat kan Hart-Vlaanderen – als de ziele luistert - nog altijd ontroeren! En wat moet ik, die daar vandaan ver moet leven, nog hunkeren naar de namen waar wij kinderen waren. Als de kralen van een rozenkrans glijden ze door mijn vingers…Maar dat is eigen aan de patine van de jaren, denk ik.
In de oorlogsjaren was ik het slachtoffer dat altijd met ons Moeder mee mocht. Onder controle gehouden, wist ze. Ik vraag mij nog altijd af waarom. Het was toch alleen maar uitstel om later de wereld te ontdekken…Wij mochten regelmatig op de ‘Kommandatur’ komen, in Ieper-Stad, om een ‘Schein’ voor enkele dagen om de familie te bezoeken in het ‘Sperrgebiet’ – Sperregebied, zei ons Moeder, en dat klopte want we moesten o.a. ook in Wijnendaele zijn. In de sparrebossen en in Sparappelstraat…Die Duitsers waren dus zeker niet harteloos voor een jonge weduwe. Ons Moeder kon, denk ik, voor de tweeling-zuster van Mata Hari doorgaan… Of juist daarom was die Kommandant zo voorkomend? Met de trein reizen was toen nogal eens een avontuur – vooral naar het einde van de oorlog toe, als Engelse jagers alles plat kwamen mitrailleren. Speciaal burger-treinen, denk ik. Van Ieper, over Langemark, Staden naar Lichtervelde, over spoorwegen, die later wandelwegen zijn geworden, zonder spoor….Met het ‘mazoutje’, een sukkelgangetje, dat af en toe in panne viel, dat meer weg had van een hossende kameel dan van een tramrijtuig. Daar overstappen op de zwaardere lijn Torhout-Oostende, met echte rijtuigen (3de Klas!) en een echte locomotief. Uitstappen in Wijnendaele en te voet ongeveer 3 kwartier naar Tante en Nonkel, om daarna, met de volgende trein, verder te reizen naar Ichtegem. Uitstappen en ½ uur te voet, daar de familie dichter bij Ichtegem-statie woonde dan bij Eernegem-statie. Nader bepaald aan ‘Biebuycks Campagne’, aan ‘den bos’ en de Kriekestraat. Wij verbleven daar een paar dagen bij allerlei broers en zusters van ons Moeder (was voordelig denk ik nu) en zo leerde ik een hele hoop neven en nichten kennen, beter dan mijn thuisgebleven broertjes en zusjes. Steevast zaten daar een paar zondagen tussen, met naar ’t Dorp wandelen, krek 1 uur ver, rustpauze op ’t Molendorp, te voet uiteraard, optrekkend met vreemde mensen die voor ons Moeder oude bekenden moeten geweest zijn.
Dan, na verloop van tijd, was het opeens niet van de Kerk terug naar de Kriekestraat, maar verder op, richting Westkerke, waar nog een zuster van ons Moeder woonde. Mijn doopmeter. Daar kwamen wij gaarne, omdat die Tante bekend stond als zeer vrijgevig. Nonkel was een goedmoedige brombeer met een IJzertoren van 1 meter hoog op de vensterbank. Hij leerde mij het verschil tussen de ene Zwarte Leeuw en de andere Zwarte Leeuw….Toen al! Na een paar dagen ging het verder, met de tram, naar Dudzele, waar Nonkel hereboer was op ’t Goed Van Caloen. Daar mocht ik dikwijls een tijdje blijven (’t was oorlog!) en daar heb ik de mooiste dagen van mijn zorgeloze jeugd doorgebracht. Merci Nonkels, Merci Tantes, allemaal!
Daar werd bij ons nooit veel over gepraat, maar dat ons Moeder, alleen met 5 gasten, links en rechts wat hulp heeft kunnen gebruiken, is ons pas veel later duidelijk geworden. Toch hebben we voor elkaar gezorgd, met vallen en opstaan, tot de laatste de deur uitging en het nest leeg was. Ons Moeder is dan terug gekeerd naar haar geboortestreek, waar ze nog vele jaren gelukkig heeft geleefd.
Na haar overlijden hebben we haar piƫteitsvol laten overbrengen naar het kerkhof, waar ze bij onze Pa begraven ligt. Onder de kerktoren waar het voor hen allemaal begon. Staat er immers niet geschreven dat de vrouw de man zal volgen?
Neen, het melk-meisje dat in 1919, amper 17 jaar oud, met verre familie, met paard en wagen naar ‘de Verwoeste Gewesten’ kwam, om den brode, er met mijn (brave) vader trouwde in 1922, als eerste koppel in het nieuwe stenen kerkje en in maart 1943 al weduwe was met 5 kinderen, heeft geen leven gehad dat over rozen liep. Toch hebben we haar veel horen zingen. Meestal van ‘Daar bij die molen…die mooie molen’…En ze stond er op dat we allen ‘leerden’. Ons naar ’t Geestelijk College kunnen sturen, daar was ze fier op, daar zou ze het eten uit haar mond voor gespaard hebben. En… ‘om goed vooruit te komen, jongens, zorgen dat ge goed Uw Frans kent’….
Ja, het is goed als anderen ook voelen hoe goed het is thuis te komen….om die vreemde opwinding te ondergaan, waarvoor er geen woorden zijn.
http://www.westhoek.be/info/ned/parochies/gemeenten/Kerken/sintjan
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten