maandag 25 januari 2010

BREE BEYNE BREIDT BROEBBELS

.




.









BREE BREYNE BREIT BROEBBELS

In Langemark-Poelkapelle, Houthulst, Merkem, enz, wordt op het gehucht De Vijfwegen in een leegstaande kazerne van het ABL (Armée Belge/Belgisch Leger) de opvang opgedrongen van een paar honderd avonturiers uit alle hoeken en kanten van Gods Wijde Wereld. Neen, er staan nog geen minaretten, maar de bouwaanvraag zal niet lang op zich laten wachten. De Heren Burgervaders, allen Goede Tjeven, daartoe gekozen door hun niets vermoedende gemeentenaren, zijn er roerend over eens: de zaak is een zegen. Alleen vergaten ze erbij te vertellen voor wie. En de Grote Geest die, in opdracht van de achterkamertjes-politiek van BruxSSel de maat aangeeft, is Paul Breyne, ooit zetelzitter in vriendjes-zaakjes, thans Provinciegouverneur als tijd tijdverdrijf. Betaalt goed en geeft geen risico’s.

We kennen de man al een tijdeke. Eerst van uit ‘De Volksmacht’ toen hij nog was wat hij was, lang dus voor dat hij geworden is wat hij niet meer is : een Heer. Ik durf dit zeggen, sedert ik bijna van het voetpad werd gereden door zijn A-plaat-limousine aan de ingang van O.Vrouwkerk in Kortrijk, krek dezelfde als waar Guido Gezelle 30 jaar kapelaan is geweest (*). Een of ander Festival van Vlaanderen en die dikke Meneer kwam uren te laat. Geen tijd meer voor een parkeerplaats. Geen probleem. De dikke man is een hele Piet! Dan maar op het voetpad, de mensenstroom opensplijtend, helemaal tegen en onder de luifel van de ingang. Ter zijner verschoning (!) kan vermeld worden dat het molle-jongen regende, koud en donker was en er een gure noordenwind stond. Het helverlichte kerkportaal zoog als een magneet de stroom kerkgangers op. Meneer dook van de achterbank als een schim in de nacht de kerk in. Maar deed zoals alle Tjeven doen die gewoonlijk te laat binnenkomen in een kerk: met veel poeha helemaal vooraan gaan,, handjes schudden, her en daar wuiven ‘Hebt ge me gezien’? dan uitvoerig gaan zitten en dan mocht de muziek verder gaan.

Kijk! Kijk! en nu woont Meneer dus in Voormezele, aan de voet van de Kemmel. Zodat diens grootheid (156 meter) een beetje op hem afstraalt….Alle beetjes helpen, moet U weten. Enfin, U moet dat niet weten, als Paul Breyne het maar weet. Wat Paul Breyne ook weet, lang voor U en ik, dat onder die Kemmelberg een lang geheimgehouden ondergrondse militaire commando-complex van de Brusselse Opperhoofden in de buik van de berg was, voor geval dat de Rode Legers het in hun hoofd zouden gehaald hebben om ‘nach Engeland zu fahren’, lijk anderen al een paar keer geprobeerd hebben. Als U Paul Breyne, in al zijn glorie, eens wilt bezoeken, spring daar gerust eens binnen : de zaak is nu een attractie voor het publiek….Zo zult U zien, hoe de Overheden dapper en met het gevaar van hun leven, diep onder de grond als aardwormen (die ze uiteindelijk zijn), zouden gevochten hebben, enfin anderen hebben laten vechten. U zult er vruchteloos zoeken naar de onspannings-kwartieren, die zijn intussen ontruimd, en de damles doen nu dienst in de Hoofdstedelijke Kabinetten.

Hoe erg het gesteld is met Paul Breyne, kunt U afleiden uit het feiten dat de Geitenboer als jong broekje daar op het Kabinet heeft ‘gewerkt’. Kabinet in de overdrachtelijke zin, want Yves is een propere jongen, die toen nog thuis zijn gevoeg deed.

Voormezele, duizend jaar oude abdijstad, ondertussen herleid tot vluchthaven van de betere burger maar boerengat gebleven, is de landstreek waar het lied “’t zijn weiden als wiegende zeeën” zou kunnen ontstaan zijn. Want het is het land van Heiligen en van Helden, tot de Franse Revolutie alles tot zijn blote bestaan en dus tot puin herleide. Het is het land waar ooit de wieg stond van de felle strijders van de Orde er Tempeliers. Denk aan de 1ste Christelijke Koning van Jeruzalem – maar dat is een verhaal dat meer aandacht verdient dan behandeld te worden op een eenzame blog.. Want die Vlaamse Graaf, als Bevrijder van Jeruzalem, wilde geen Koning zijn in de stad waar er ooit een Hemelse Koning had geleefd. Godfried, want zo heette die man, wilde alleen als titel ‘Beschermer van het Heilig Graf. Tot de plaatselijke Moslims, tot het besef van hun nederlaag gekomen, vrienden werden om, naar Moslim-zeden, kort nadien over te schakelden op…vergift….Maar hier betreden wij het terrein van de Wetenschap en die staat op een ronde gladde provincie-goevereneur als een tang op een varken. Heemkunde kan nog net. En ach Gottekes! Die Tempeliers…die zijn de Grote Geschiedenis ingegaan beladen met al hun geheimen, inclusief hun nooit terug gevonden onmetelijke schatten, maar ook inclusief hun eigen Geschiedenis.

De streek van Voormezele-Wytschate is het vervloekte land waar in de Grote Oorlog een Gefreiter uit het Duits-Oostenrijkse leger, die later carrière gemaakt heeft bij het Obercommando der Wehrmacht, een zoon (als vrucht van een onnozele romance) gewild heeft met een plaatselijke schone. Wordt gezegd. Maar wie stond er bij? Die is in ieder geval al lang, samen met het koppel, gestorven! En het DNA van die vermeende afstammeling van de Führer Aller Germanen schijnt niet te kloppen. De naam van dat lief was… Germaine, wordt gezegd, maar dat kan evengoed achterklap zijn. Feit is, dat die man, als Grootste Veldheer aller tijden, in Juni ’40 in die streken op bezoek is geweest. Volgens getuigen was er echter geen applaus, wat niet mag verwonderen, want niemand mocht buiten in een straal van 20 Km….

Onlangs zijn er bij Christie’s aquarelletjes geveild, met op de achtergrond die vervloekte Kemmel, die hij nooit kon betreden, zoals hij later nooit is kunnen ‘nach Engeland fahren’ Schilderen dan maar, dacht A.H, en moest tevreden zijn met die nietszeggende initialen in de linker benedenhoek. Want Hitler was een linkxe, vergeet het niet!

Neen, Paul Breyne heeft diepe voren getrokken in de streek. Vaak in de late uurtjes en niet altijd in saai gezelschap. Wat vanzelfsprekend overeenstemt met de gebruiken in de leefomgeving van de simpele Tjeefse werkmens…..

Ik ken mijn Westhoekers, want ik ben er zelf een. Als nu die aangekondigde ‘asiel-mensen’ zich zouden durven ontpoppen als een 2de Bende van Baeckelandt, die de streek opnieuw onveilig maken – dan kan ik kort zijn, en verwijzen naar ‘die van ’t Vrijbos’ (zie Warden Oom, Edw. Vermeulen). Ik zal daar niet veel meer over zeggen, want heb daar een groot deel familie wonen. Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht! Vergeet niet dat in ‘de springputten’ van Houthulst nog vele tonnen niet niet-ontplofte munitie liggen opgeslagen uit beide wereldoorlogen….En de DOVO-jongens zijn meestal streekgenoten, die aan onze kant staan. Op een bommetje of twee zal het nu ook niet komen, hé…..De voorraad wordt toch dagelijks aangevuld!

(*) Op het gazonnetje aan de kerk staat zijn borstbeeld. Achteraan in de kerk hangt een marmeren gedenkplaat. Maar bovenal is er de Gravenkapel, rechts vooraan onderweg, zo te zeggen, naar de sacristie. Daar staan al de Graven van Vlaanderen geconterfeit in hun plechtigste gewaden, en daar wenken de brandramen de inspiratie geweest zijn voor het gedicht van de Meester : De Vensters. In het felle morgenlicht en de gewijde stilte, kan men dat gedicht bij elke ademtocht voelen herleven.

Geen opmerkingen: