donderdag 8 januari 2009

LINKS PROGRESSIEVE TAAL BOETELING

LINKS PROGRESSIEVE TAAL BIECHTELING

Opdat (met het doel dus dat) zoveel mogelijk Vlaams voelende krachten in te lichten over een vanzelfsprekende linkse taal-reflex, reproduceer ik hieronder een belangrijke bijdrage over ‘de taal is gans het volk’….

Ik heb deze tekst al verschillende keren herlezen, en moet zeggen: hij legt de vinger op de wonde, en ik voel mij daarbij gelukkig. Hij is het waard verspreid, besproken en bewaard te worden. Want hij dient het Goede Doel.
Over die ‘Belgique’ in Wikepedia: die zal daar zeker niet lang meer zo staan, want ze flagrant onjuist want voorbij gestreefd. Of liever: ze mag er blijven staan, maar moet aangevuld worden met een paar zinnen – desnoods in ’t Frans – die de synthese zijn van wat Prof. Van Doorslaeer hier heeft aangetoond.
Zo krijgt Leterme ‘postuum’ nog gelijk, dat de francofoon van nature intellectueel onbekwaam is om Nederlands te leren’…..


De taalgraaicultuur en de Belgische loftreflex

Luc van Doorslaer over het belang van taal in de Belgische politiek en samenleving. Van Doorslaer is als docent-onderzoeker in de vertaalwetenschap en journalism studies verbonden aan Lessius Antwerpen en de KU Leuven. Hij werkt ook als zelfstandig tv-journalist.


'Vanuit ons postmoderne, progressieve en internationalistische wereldbeeld ontkennen we graag dat vandaag de dag het taalgegeven nog een doorslaggevende rol speelt', schrijft taalwetenschapper Luc van Doorslaer. 'Wij associëren taalgrenzen met belemmeringen die niet passen bij een mondiale burger.' Met twee recente, hedendaagse voorbeelden wijst hij er echter op dat we ons vaak bezondigen aan wishful thinking als we er van uitgaan dat taal en cultuur in onze mondiale 21ste eeuw verwaarloosbare categorieën geworden zijn.

Het eerste voorbeeld komt uit Wikipedia, zoals bekend veruit de meest gebruikte bron van informatie onder jongeren. Onder het trefwoord 'Belgique' lees ik in verband met de talensituatie het volgende:

D'un point de vue territorial, le français est en progression, en Flandre (près de Bruxelles, ou dans les environs de la frontière française à côté de Lille), mais également en zone germanophone. Cette tendance est une tendance naturelle constatée depuis des siècles avec l'augmentation des communications et de la facilité de voyager, qui exige de plus en plus une homogénéisation des langues, les langues importantes gagnant toujours progressivement sur les langues locales ou les patois.

Ik wrijf mijn ogen uit en lees dit opnieuw: 'le français est en progression', 'une tendance naturelle', 'les langues importantes gagnant toujours', 'les patois'. Dit is het discours dat ik in 19de-eeuwse teksten vaker ben tegengekomen, maar het staat vandaag de dag in de meest gebruikte bron van informatie. Nu weet ik ook wel dat Wikipedia een online-encyclopedie is waar iedereen in kan schrijven. Maar tegelijkertijd hebben meerdere wetenschappelijke studies aangetoond dat de zelfcorrigerende werking van Wikipedia enorm groot is. Schrijf iets verkeerds in Wikipedia en binnen de kortste keren (meestal een kwestie van uren of dagen) wordt het door iemand anders gecorrigeerd.

Welnu, de hierboven geciteerde passage heb ik meer dan drie maand geleden voor het eerst gelezen, ik kan alleen maar vaststellen dat ze door geen enkele Franstalige ooit is gecorrigeerd. Het gaat ook niet om een of ander obscuur trefwoordje, maar om 'Belgique', een trefwoord dat in zowat 150 talen in Wikipedia beschreven staat. De distributiekracht van Wikipedia is enorm. Met al mijn respect voor de stilletjes groeiende minderheid van Franstalige Belgen die wel degelijk eerlijk probeert om talen op dezelfde hoogte te plaatsen, dit invloedrijke voorbeeld toont aan dat het dominante discours duidelijk nog altijd een ander is. Frans is voor vele Franstaligen kennelijk nog altijd de belangrijke cultuurtaal die het lange tijd in Europa geweest is, en het is een natuurlijke evolutie dat de taalgrens verder naar het noorden opschuift, dat Brussel en Vlaanderen verfransen ten koste van de lokale patois.
De dagdagelijkse ergernissen van vele Vlamingen in Brussel en in de Rand zijn geen toeval, maar zijn het gevolg van een onderliggende dominante filosofie in Franstalig België. Geen algemene, maar wel een dominante. Het is dus bijzonder naïef als een groot deel van progressief Vlaanderen de taaltegenstelling afdoet als iets uit de vorige eeuwen.
Er is de laatste tijd vanuit linkse hoek heel terecht zwaar gereageerd tegen de graaicultuur in de financiële en bedrijfswereld. Maar de historische en nog altijd aan de gang zijnde taalgraaicultuur wordt niet of slechts met mondjesmaat aan de kaak gesteld. Aangezien de sociale dimensie in dit geval nog een stuk groter is, zou het bij uitstek een thema voor progressief Vlaanderen moeten zijn.
Het is integendeel, o ironie, de katholieke Luikse bisschop Léonard die vanuit een sociaal-culturele bewogenheid de voor de hand liggende links-kritische analyse gemaakt heeft: dat vele Franstaligen in België hun "complex van taalsuperioriteit" zouden moeten leren opgeven

Gelijkheid in de geesten

Mijn tweede voorbeeld is het resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Het afgelopen academiejaar werd in drie Meesterproeven Journalistiek een onderzoek uitgevoerd naar de buitenlandberichtgeving in de Belgische kranten, onder meer het bronnengebruik en de landen waarover bericht werd. Het onderzoek is gebaseerd op een corpus van meer dan 1.000 buitenlandartikels in de eerste maanden van 2008 (dus nog niet bepaald door de Amerikaanse presidentsverkiezingen). Nu net bij buitenlandberichtgeving was mijn verwachting dat deze de klassieke Belgische communautaire tegenstellingen zou overstijgen. In een debat in De Zevende Dag zei Geert van Istendael me vorig jaar dat hij zich meer verwant voelde met een lezer van Le Monde dan met een lezer van Het Laatste Nieuws. Dat leek mij toen erg plausibel, maar de resultaten van dit onderzoek plaatsen grote vraagtekens bij dit soort beweringen. Welke belangrijkste vaststellingen kunnen afgeleid worden uit de grafieken in die studies?

1. In de Vlaamse pers wordt vooral over de VS geschreven, gevolgd door Frankrijk, dat opvallend genoeg ook in de Vlaamse pers nog heel wat meer aandacht krijgt dan de andere buurlanden het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland. In de Franstalige Belgische pers daarentegen verplettert Frankrijk op een overweldigende manier alle andere buitenlanden. De Verenigde Staten en Congo volgen op grote afstand.

2. Er bestaat een grote mate van correlatie tussen de gebruikte persagentschappen en de landen waarover geschreven wordt. Op de eerste plaats in Vlaanderen staat het Amerikaanse persagentschap AP (bij de landen op één de VS), op de tweede plaats het Franse persagentschap AFP (bij de landen op twee Frankrijk), op de derde plaats het Britse persagentschap Reuters (bij de landen op drie het VK). De Franstalige pers daarentegen gebruikt bijna uitsluitend (ca. 85 procent) Franstalige persagentschappen als bron (AFP en de Franstalige versie van Belga) en schrijft hoofdzakelijk over Frankrijk. AP en Reuters zijn hier marginaal.

3. De buurlanden waarvan de persagentschappen niet of nauwelijks gebruikt worden (Nederland en Duitsland) komen veel minder aan bod, maar staan in de Vlaamse pers wel nog wat verderop in de top-10.

4. Alle niet-Franstalige buurlanden (Nederland, VK en België's belangrijkste handelspartner Duitsland) komen in de Franstalige pers niet voor in de top-10. Zij worden voorafgegaan door landen als Congo, Iran of Pakistan.

Deze twee beklemmende voorbeelden over Wikipedia en de buitenlandberichtgeving in de Belgische dagbladpers geven aan dat alvast in Franstalig België nog een uitzonderlijk sterke taallogica primeert. Dit plaatst elke communautaire onderhandeling in België in een ander perspectief. De zogenaamde gelijkheid in de geesten als basis voor de zoektocht naar een compromis, blijkt in de praktijk een illusie.
Het verklaart tegelijkertijd waarom elk communautair compromis in het beladen Belgische kader telkens weer snel achterhaald zal blijken te zijn. Het is allemaal mooi en idealistisch als de groene partijen samen zeggen dat ze streven naar een veralgemeende tweetaligheid in Brussel of in het Brusselse onderwijs. Maar de realiteit is net iets prozaïscher: Benoît Cerexhe pleit er onomwonden voor om de tweetaligheidsvereiste van de Brusselse ambtenaren af te schaffen. Cerexhe is geen FDF-er, maar de Brusselse CDH-onderhandelaar bij de communautaire dialoog. Hij illustreert hiermee het dominante taaldiscours in Franstalig België dat ook bleek uit het Wikipediavoorbeeld.
In progressieve kringen in Vlaanderen wordt hier erg lauw tegen gereageerd, vanuit een sussende overtuiging dat het communautaire thema toch niet ons kopje thee kan zijn. Maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Natuurlijk bestaat er in Vlaanderen een niet te onderschatten stroming die alleen maar op zichzelf wil terugplooien en kneuterig alleen maar Vlaams wil zijn. Deze stroming is gevaarlijk en moet zo efficiënt mogelijk bestreden worden. Maar uit het onderzoek van de buitenlandberichtgeving in de Belgische pers blijkt dat deze stroming immens veel sterker staat bij onze Franstalige zuiderburen. Op basis van dit media-onderzoek staat Vlaanderen alleszins heel wat dichter bij de open, meertalige en internationaal gerichte samenleving die elke moderne en progressief denkende medemens nastreeft.

Als de linkse partijen in Vlaanderen zich afvragen waarom ze zo jammerlijk gemarginaliseerd worden in opiniepeilingen, moeten ze misschien overwegen om de Franstalige navelstaarderij, het taalexpansionistisch denken en de taalgraaicultuur met veel meer overtuiging aan te klagen. Zoals ze dat terecht, maar te selectief doen met vergelijkbare stromingen in Vlaanderen. Dat aanklagen is door en door links, maar veronderstelt wel het opgeven van de sussende Belgische reflex. Een salonreflex, in geactualiseerde vorm de loftreflex.



Deze tekst is een (licht aangepaste) passage uit een ruimer essay. Volgende week verschijnt het in een bundeling van essays met als titel De Vlaamse Republiek: van utopie tot project (Leuven: Van Halewyck, red. J. Sanctorum). Alle exacte gegevens over opbouw en samenstelling van het corpus, methodologie, onderzochte periode enz. zijn te vinden in de Meesterproeven van Jinse Renders, Eveliene Renders en Tim Bernaers, Master Journalistiek van Lessius Antwerpen en de K.U. Leuven, 2008.
07/01/09 07u58

Geen opmerkingen: